Wie verzint toch zo’n naam? Die naam dankt hij aan zijn vorm die wat wegheeft van een rozet of een 'toef'. Aan de onderzijde zitten poriën die wat aan een labyrint doen denken.
Deze buisjeszwam is een schimmelsoort uit de familie Meruliacea. Je kan hem vanaf begin herfst vinden in loofbossen, perken en plantsoenen. Ze zijn 'saprofyt', wat betekent dat ze leven van dood hout onder de bodem of op de wortels van loofbomen zoals populier, eik, beuk of iep. De soort voedt zich met stoffen van de gastheer. Hij kan stamrot veroorzaken op levende bomen waardoor die afsterven.
Wat wij nu op de bijgaande foto’s zien, is enkel het topje van de ijsberg. Onder de grond en in het hout zit namelijk een groot schimmeldradennetwerk wat we het 'mycelium' noemen. De zwamvlok gebruikt de zichtbare paddenstoel enkel als een soort bloem die de zaden (hier sporen genoemd) moet verspreiden.
Als fotograaf zoek je bij deze soort altijd naar 'zwetende' exemplaren. Het lijkt raar, maar als de zwam teveel water opneemt, moet hij dat uitzweten. Die druppels (guttatiedruppels) komen naar buiten via de poriën in zijn hoed en hebben een bloedrode kleur. Heel speciaal! In Nederland noemen ze deze zwam dan ook wel eens 'bloeddruppelzwam'. Tot op heden heb ik echter nog nooit zo’n exemplaar gevonden.
De zwam komt in veel vormen en kleuren voor. Meestal zijn ze wit of geelachtig, maar ook rode en bruine varianten bestaan. Als je ze aanraakt of breekt, verspreiden ze een zurige gasgeur. Eetbaar zijn ze niet. Ze zijn niet giftig maar voelen erg taai aan en hebben een zeer onaangename smaak. Net als echte bloemen fleuren ze heel even op in al hun schoonheid en zijn ze na iets meer dan een week weer helemaal verdwenen. Maar ze hebben de zaadjes via de lucht verspreid en die beginnen alweer aan een nieuwe levenscyclus!
Fons Adams
