In de column van 30 april hebben we het Liber Defunctorum (dodenboek) van de Bartholomeusparochie over de periode 1843-1881 bekeken. Deze keer bladeren we wat door het boek en lichten een aantal opvallende aantekeningen toe.

Ongewijde aarde

Op 11 augustus 1843 vinden we de aantekening ‘begraven het levenloos en ongedoopt kind van Arnoldus Verschuren, fl. 1,05’. De ‘grafplaats’ wordt hier niet genoemd wellicht omdat het kind in ongewijde aarde werd begraven. Gewijde of ongewijde aarde maakte klaarblijkelijk geen verschil voor het te betalen bedrag. Het Liber Defunctorum laat geen ruimte voor medeleven. Als ouders na negen maanden een levenloos kind kregen of het kind bij de geboorte stierf, wordt er zakelijk genoteerd ‘…. kind van’. Het kind heeft geen naam en bestaat ook niet voor de kerk, in het doopboek is het niet opgenomen. Kinderen die niet gedoopt waren, behoorden niet tot de ene, ware kerk, waren dus uitgesloten van eeuwig geluk in de hemel en mochten niet worden begraven in gewijde grond. In onze hedendaagse ogen een wat onchristelijke opvatting.

Bijzonderheden

Een bijzondere aantekening bij de Christelijke uitvaart van Joannes Cornelius Bink, student aan het klein seminarie te St. Michielsgestel, overleden in Waspik. Aangetekend is ‘voor onze L.V. nog 2 kaarsen van 1 Pd (pond) en 1,5 Pd, alle geschilderd, fl. 4,80’. Welke schildering zou zijn aangebracht, is niet bekend. Wel dat de kaarsen die normaal fl. 1,20 per pond kostten nu, vanwege het beschilderen, aanmerkelijk duurder waren.

Op 25 september 1843 vond de christelijke uitvaart plaats van Mejuffrouw de weduwe Nooren. De meisjesnaam van Mejuffrouw de weduwe Nooren werd niet genoemd. Het komt nogal eens voor dat de pastoor de uitvaart vermeldde van ‘de weduwe Janssen’ of, als het om een minder gestelde ging, ‘vrouw Janssen’.

Op 15 april 1844 werd de lijkdienst gehouden voor de huisvrouw van Adriaan van Iersel. Een wat duurdere uitvaart getuige ’18 Pd nieuw licht (nieuwe kaarsen), fl. 21,60, zingende lijkdienst, fl. 2,50, één lezende mis, fl. 0,50 en een 2e grafplaats, fl. 6,50’. Opmerkelijk is wel dat de bijzetting al meer dan een week eerder had plaatsgevonden op Goede Vrijdag. In verband met de Goede Week en de Paasweek mochten er geen uitvaartmissen plaatsvinden en werd de ‘lijkdienst’ dus later gehouden.

Jans van den Deken

Pastoor van Iersel gebruikte ook regelmatig Latijnse teksten in het dodenboek, de officiële taal van de katholieke kerk die door de meeste mensen overigens niet werd verstaan en het boek soms een mysterieus tintje geeft. Op 9 oktober werd begraven ‘het kind van Antonie Paijmans’ met de Latijnse toevoeging ‘Filius hic quator cum dimido annorum in laci prope domum paternam aquis sufforatis inventus est'. Vertaald': ‘deze zoon, ruim vier jaar oud, in een wiel bij het ouderlijk huis gevonden is door het water gewurgd’.

Tenslotte de Christelijke uitvaart van Joanna van Helvoirt, ’17 Pd nieuw licht, fl. 20,40, zingende lijkdienst, fl. 2,50, één lezende mis, fl. 0,50, 2e grafplaats, fl. 6,50’. Het gaat hier om ‘Jans van den Deken’, de huishoudster van deken en pastoor Sporenberg. Jans had de deken al gediend in de pastorie van de oude schuurkerk. Jans is waarschijnlijk meer geweest dan enkel huishoudster. Waarschijnlijk heeft zij zich na de dood van de deken voor de parochie dienstbaar gemaakt door zich bezig te houden met het voorbereiden van kinderen op de eerste communie ‘instructioni tota incumbebat’ dat wil zeggen ‘met uitleg en al’. En pastoor van Iersel voegt er nog aan toe dat ze ‘nobis auxilia fuit’ ‘voor ons een goede hulp is geweest’.

Op 23 juni 1881 vindt de uitvaart plaats van pastoor Arnoldus van Iersel, ‘123 Pd licht, fl. 147,60, 1e grafplaats, fl. 13,40, zangers, fl. 2,50, twee lezend missen, fl. 2,00’. Daarmee eindigt het Liber Defunctorum niet want zijn opvolger deken Wijnen is plichtgetrouw doorgegaan om de doden en hun begrafenissen te beschrijven.

Bron: Liber Defunctorum van de Bartholomeusparochie in Waspik 1843-1881, door Ton van Vugt, 27 september 1999.