'Het kriebelt niet meer, het jeukt gewoon!' Beter dan deze woorden van muziekvriend en ultieme carnavalsvinyl verzamelaar Barko Smits kan ik het niet samenvatten. Want hoewel het nog ruim een week duurt voordat het feest der feesten echt losbarst, heb ik 24/7 de carnavals-hoempa deun in mijn hoofd. Dat gelukzalige gevoel gun ik iedereen, dus daarom deze week deel 2 van het drieluik over carnavalskrakers van weleer.
Carnaval is echt een feest van het zuiden, zo laten wij onszelf hier onder de rivieren graag geloven. Des te frappanter dat de grootste carnavalshits gemaakt zijn door artiesten uit de randstad of ver daarboven. Wat bezielde artiesten als André van Duin, Corrie van Gorp, Nico Haak en Dingetje om zich aan het carnavalsgenre te wagen? Geen idee… mijns inziens kun je beter een grote kersthit schrijven. Maar dat neemt niet weg dat zij zeker in de jaren zeventig en tachtig voor een meterslange rij aan carnavalsvinyl hebben gezorgd: iets waar we anno 2025 nog steeds van kunnen genieten. Tenminste, ik wel.
Meedijners
Er zijn in die jaren honderden verzamelaars uitgebracht met ‘meedijners’. Zeker de ‘Daverende dertien’ serie geeft een redelijk compleet beeld van de liedjes die in die tijd verschenen. En wat daar zo bijzonder aan is: je kent ze eigenlijk allemaal wel, ook al haalden ze de TOP40 niet. Even terug in de tijd. ‘Wini wini wanna wanna’: gaat er een belletje rinkelen? Niet persé carnaval, maar dat is wel de enige periode dat de plaat langskomt. Veel artiesten brachten het nummer (origineel uit 1963 van Tahiti-Tamourés) uit in een eigen, maar toch herkenbare versie. Denk aan Ria Valk, Hepie en Hepie en De Marlets. Maar ook De Bumpers vertolkten het bij Telstar onder de naam ‘Wini Wini Punk’: heerlijk!
'Punk, punk, dit is echte punk. Wini wini wini wini, wanna wanna wanna wanna, prik spelden in je oor. Wini wini wini wini, wanna wanna wanna wanna, en schreeuw je kelen schor. Wini wini wini wini, wanna wanna wanna wanna, ja breek de boel maar af. Wini wini wini wini, wanna wanna wanna wanna, en doe maar lekker maf.' (Wini Wini Punk - De Bumpers)
Cover van de single van ‘Oh Jo Jo’ van Oom Jo en de Jo Jo’s: een van de oernummers van carnaval: polonaise gegarandeerd.
Oernummers
Een van de oernummers van carnaval is ‘Oh Jo Jo’ van Oom Jo en de Jo Jo’s. Dat is dus precies die deun die mijn kop niet uit gaat; een soort blije vorm van tinnitus. Het nummer stamt uit het begin van de jaren tachtig en komt uit de creatieve koker van Ferry de Groot (die we ook kennen van De Dik Voormekaar Show en als Arie Boksbeugel, Meneer de Groot en natuurlijk van Groothandel & co). Ook zo’n nummer waaraan veel artiesten zich vergrepen. Maar de oervorm blijft het mooiste en krijgt mij moeiteloos mee in de polonaise.
Dat geldt trouwens ook voor het magistrale ‘Hey babariba’ van cultheld Franky Boy. Ik kocht een aantal jaren geleden een verzamel dubbel-CD van de Weertse artiest. Man man man: wat een flauwekul is dat zeg. Grappig verhaal trouwens met die Franky Boy, want eigenlijk was hij gewoon medewerker bij de platenfirma van Johnny Hoes. Toen Hoes een nummer had, maar nog geen zanger, bood Frank Kneepkens aan dit te doen. 'Een ezel die stoot zich geen tweemaal’ flopte, maar Franky had de smaak te pakken. Godzijdank. ‘Hey barbariba’ vat precies samen waar het met carnaval om draait: 'veel flauwekul'! Luister de komende week eens wat meer nummers van Franky Boy, zoals ‘Konte bonke’ (de officieuze start van mijn verkering met Lesley), ‘Wat ruist er door het struikgewas’ en natuurlijk zijn beste ‘Oh Mia BeIla Bella Margarita’. Amen!
'Hey babariba, hey babariba, hey babariba, Hey babara. Hey babariba, hey babariba, hey babariba, Hey babara. Iaiaiaooh, Iaiaiaooh, Iaiaiaooh, Iaiaiaooh, Iaiaiaooh, Iaiaiaooh.' (Hey barbaría - Franky Boy)
Ook een gerenommeerde artiest als Peter Koelewijn waagde zich aan carnavalsliedjes. Hier onder het pseudoniem Bart Jansen met Polle Eduard als zanger van ‘Nassibal’.
Wederom polonaise gegarandeerd: ‘Nassibal’ van Bart Jansen. Als je bij de eerste tonen geen glimlach om de lippen krijgt dan weet je echt niet wat carnaval is. Eigenlijk is deze single uit 1972 een voorloper van wat ons eind jaren zeventig en begin jaren tachtig te wachten stond. En hoewel niemand Bart Jansen kent, zitten er achter deze act wel degelijk grote namen. Niemand minder dan Peter Koelewijn (schrijver) en Polle Eduard (zanger) verschuilen zich achter dit pseudoniem. De tekst is briljant en heeft natuurlijk geen enkele dubbelzinnige betekenis.
'Munne nassibal, munne nassibal, munne nassibal is heet. Dus pak 'm nog niet beet, munne nassibal is heet. Munne nassibal, munne nassibal, munne nassibal is heet. Marietje nam de bal ter hand en slaakte deze kreet. Au, au, au, wat voel ik nou? Was die bal maar koud. Munne nassibal, munne nassibal, munne nassibal is heet. Ik denk wel dat ik weet da'k geen nassibal meer eet.' (Nassibal - Bart Jansen)
Favorieten
Precies in diezelfde lijn maakte de Eindhovense Wally Rijks (alias Wally de Weeper) begin jaren tachtig het onnavolgbare ‘Tennisballenlied’. Eerder probeerde hij door te breken met ‘Het Knopje (Der nippel)’ en ‘Me-me-me-meisje’, maar pas bij 'Eentje links, eentje rechts, één in elke zak' zag iedereen zijn talent. Ik ook: het is een van mijn all time favorieten geworden, tot irritatie van de overige inwoners van Maoneblusserslaand. En ook hier is geen enkele dubbelzinnigheid te bespeuren, toch?
'Alle ballen verzamelen. Ik heb overal een tennisbal, een tennisbal, een tennisbal. Ik heb overal een bal, maar mijn zakken zijn zo smal. Ik zit helemaal met ballen vol, met ballen vol, met ballen vol. M’n hele broek zit vol, al m’n zakken die staan bol. Eentje links, eentje rechts, één in elke zak van m’n tennispak, van m’n tennispak. Eentje links, eentje rechts, één in elke zak, door die ballen zit m’n broek zo strak.' (Het Tennisballenlied - Wally)
Deel 2 van het drieluik over carnavalskrakers van weleer sluit ik af met wat buitenbeetjes als het gaat om carnavalsmuziek. Want waar ik met mijn verhaal begon over de randstedelingen die zich waagden aan het carnavalsgenre: daar werd ook vaak de draak mee gestoken. Zo verwoordde taalkunstenaar Drs. P in ‘O wat leuk’ zijn gevoel bij carnaval op unieke wijze: 'O, wat leuk, o, wat leuk is dat carnavalsgebreuk. Ik ga altijd naar het zuiden en ik neem gewoon een deuk in die bruisende folklore, dat spontane en sonore met een boerenkiel, een feestneus en een preuk. Het valt soms in februari en ook wel eens in maart. Dat hangt weer af van Pasen, dus het wisselt uiteraard. Maar hoe het ook mag vallen, het valt ieder jaar weer op, want het is een dolle boel, het halve land staat op zijn kop.'
Van Kooten en De Bie deden er met de ‘Carnavalscoïtus’ nog een schepje bovenop. 'Mag ik uw genitaliën toucheren? U heeft mijn libido gestimuleerd. Dan help ik u voorkomend uit de kleren: ik weet zeker dat u 't hogelijk waardeert. Dan copuleren wij het hele carnaval, dus leg uw lingerie maar op mijn piëdestal. Mag ik uw genitaliën toucheren, zelfs Hitler was er gek op, ook al had ie maar één bal.' Nou ja, laten we het er maar op houden dat ik meer van de hoempa ben. 'Het kriebelt niet meer, het jeukt gewoon!' En dat zal de komende week alleen nog maar erger worden als het carnavalshart het carnavalsbloed nog harder door de carnavalsaderen gaat pompen. Volgende week de afsluiting van het drieluik èn, op verzoek van de redactie, een uiteenzetting van het aanbod aan carnavalsmuziek anno 2025. Wordt dus vervolgd!
Marcel Donks, muziekliefhebber uit Waspik